Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver

Meeting Daniel Libeskind

Wanneer duidelijk is dat Daniel Libeskind in februari 2018 naar Nederland komt doe ik er alles aan om hem te kunnen interviewen. Via via contact opnemen met zijn bureau in New York. Datum en tijdstip prikken. Op verzoek van zijn secretariaat een vragenlijstje opsturen.

In Amsterdam geeft hij een lezing en hij zal de zogeheten mock-up (proefopstelling) van een stukje Namenmonument inspecteren bij de aannemer. Tussen de bedrijven door heeft hij tijd om mij te woord te staan. De afspraak is in het Conservatorium Hotel aan de Van Baerlestraat, waar hij zijn intrek heeft genomen.

Behalve dat ik hem vragen wil stellen over het Holocaust Namenmonument is deze ontmoeting voor mij de vervulling van een langgekoesterde wens. Natuurlijk, ik heb hem ruim een jaar eerder de hand geschud en kort gesproken bij de presentatie van zijn plan in Amsterdam. Maar gelegenheid om hem te interviewen was er toen niet.

Wat heet een langgekoesterde wens. Nog maar net afgestudeerd reisde ik naar Berlijn om voor de Groene Amsterdammer een reportage te maken over de eerste steenlegging van het Joods Museum, op 9 november 1992. Libeskind had met zijn inzending de prijsvraag gewonnen. Nog niet eerder was er een gebouw van hem gerealiseerd, hij had vooral naam gemaakt met hemelbestormende papieren projecten en visionaire ideeën.

In november 1992 is Berlijn weliswaar weer één stad, maar de sporen van de vroegere deling zijn nog overal zichtbaar. Oost-Berlijn heeft zijn vooroorlogse winkelpuien en oude, vlekkerige plaveisel nog lang niet prijsgegeven. De stank van bruinkool is gelukkig uit de lucht verdwenen, maar de trammetjes zijn helaas niet meer gratis.

Rond de eerste steenlegging is een plechtigheid opgetuigd in de Berliner Philharmonie. Na afloop wordt Libeskind omstuwd door een draaikolk van journalisten, tv-camera’s en nieuwsgierigen. Ook dan al oefent hij een magische aantrekkingskracht uit en iedereen wil hem uitspraken ontlokken of in zijn nabijheid verkeren. Daardoor heb ik geen kans om zelfs maar bij hem in de buurt te komen. In mijn naïveteit heb ik geen afspraak geregeld. Denkend dat hij best wel een paar minuten voor een jonge, oprecht in zijn werk geïnteresseerde journalist uit Nederland zal hebben.

Buiten heeft zich intussen een enorme politiemacht verzameld. Een dag eerder, zondag 8 november, was Berlijn het toneel van een massale politieke demonstratie tegen het oplaaiende racisme die aan het einde uit de hand liep. Het is de tijd van knetterende sociale onrust in het herenigde Duitsland. Aanslagen tegen Joodse instellingen, antisemitische incidenten en publieke uitingen van haat tegen asielzoekers en gastarbeiders zijn aan de orde van de dag.

De bouw van het Joods Museum moet uitdrukking geven aan de wens van de politiek om recht te doen aan de Joodse geschiedenis van de stad. De Grundsteinlegung voelt ineens aan als een politiek statement, een daad van verzet tegen de oplaaiende mensenhaat en maatschappelijke verdeeldheid.

Met Dr. Hermann Simon heb ik wel een afspraak kunnen maken. Hij is directeur van de Neue Synagoge/Centrum Judaïcum en schrijver van het boek Das Berliner Jüdische Museum in der Oranienburgerstrasse (1983). Dát Joodse museum bestond slechts vijf jaar, van 1933 tot 1938. Het lag pal naast de Neue Synagoge, tot het door de nazi’s werd leeggeplunderd. Ik wil van hem weten hoe hij aankijkt tegen de bouw van het nieuwe Joodse museum.

De drukke Oranienburgerstrasse ligt in het hart van wat eens de Joodse wijk van Berlijn was. Het is zoeken naar de voordeur in de façade van de Neue Synagoge. Het weelderige gebouw, dat hoge boogvensters en drie goudglanzende koepels heeft, is pas gerestaureerd.

Nadat ik op de belknop gedrukt heb gaat na verloop van tijd een luikje open. Een kleine, kauwende man neemt mij van top tot teen op. Dat ik een afspraak heb met Herr Simon brengt hem niet van zijn stuk. Hij mompelt dat ik moet wachten en verdwijnt weer. Na een paar minuten gaat de deur op een kier open. Hetzelfde mannetje wenkt me vlug binnen te komen en gaat me voor door een hoge, brede en schemerige gang.

Dr. Simon ontvangt me in zijn werkkamer. Veel zin lijkt hij niet in het interview te hebben. Hij maakt een barse indruk en reageert met korte zinnen op mijn vragen. ‘Politiek gezien was het na de Wende voor Berlijn noodzakelijk om een democratische getuigenis af te leggen’, bromt hij. ‘Het is dus in de eerste plaats een politieke beslissing geweest.’

Herman Simon, geboren in 1949, geeft aan dat de Berlijnse Joden liever hadden gezien dat er geld gestoken werd in het Joodse onderwijs of het onderhoud van de begraafplaatsen en synagogen, in plaats van een geldverslindend museum. De Joodse gemeenschap telt op dat moment ongeveer 8000 zielen. Voor de oorlog leefden er 170.000 Joden in Berlijn.

‘Er zijn onder de Berlijnse Joden evenveel voor- als tegenstanders van het museum’, beweert hij. ‘Het besluit om door te gaan met de bouw is een signaal tegen het geweld van radicaal rechts en vóór een democratische toekomst.’

De Neue Synagoge kan eigenlijk gelden als Joods museum, stelt hij. Een collectie historische kunst en religieuze voorwerpen, een archief, wat wil je nog meer? ‘Maar ja, het nieuwe Joodse museum wordt toch ook niet gebouwd voor de Joden, want die kennen hun eigen geschiedenis zo langzamerhand wel. Nee, het is bestemd voor al die anderen, degenen die nog moeten leren. Het is alleen de vraag of je die het museum in krijgt.’

Nu ik hieraan terugdenk, zie ik veel overeenkomsten tussen Simons reserve jegens het Joods Museum en de houding van sommigen in de Joodse wereld in Nederland ten aanzien van het Holocaust Namenmonument: blijkbaar moeten er hogere politieke en maatschappelijke doelen mee worden gediend. Het wordt er doorgedrukt, maar wat hebben de Joden er zelf aan?

Daniel Libeskind vertoont die februariochtend in 2018 geen spoor van twijfel over het belang van het Namenmonument. In de brasserie van het Conservatorium Hotel is hij een en al overtuigingskracht. ‘Het Namenmonument weerspreekt de Holocaust-ontkenners’, zegt hij. ‘Daarom moeten straks uit alle lagen van de samenleving bezoekers hiernaartoe komen. Vooral ook kinderen. Educatie is zo belangrijk. De kinderen moeten weten wat er gebeurd is.’

Als we klaar zijn diep ik uit mijn tas een exemplaar van zijn autobiografie, Breaking Ground (2004), op. Hij zet er zijn handtekening in, ‘with appreciation’. Het heeft lang geduurd, maar eindelijk heb ik hem geïnterviewd. Ergens vermoed ik dat er niet zo heel veel verschil was geweest met wat hij in 1992 gezegd zou hebben over het belang van het Joods Museum in Berlijn.



Vogelvlucht Joods Museum Berlijn. Collectie Wim de Wagt.