Modehuis Blijdesteijn, Tiel



Franklin Blijdesteijn. Foto Wim de Wagt


Reportage over Modehuis Blijdesteijn in Tiel, gepubliceerd in de serie 'Ondernemers in de mediene' in het Nieuw Israëlietisch Weekblad 29, 8 mei 2015


Altijd verder dan de concurrent


In zijn kantoor bewaart Franklin van Blijdesteijn een indrukwekkend dressoir uit het huis van zijn ouders. Familiefoto’s in alle soorten maten prijken op het gladde houten blad. Een voor een loopt hij ze langs. ,,Kijk hier, mijn drie springende kinderen. Daar ons oudste kleinkind, Vera. En dit is zo’n mooi moment,” wijst hij op een foto van zich zelf op een golfbaan. ,,Terwijl ik aan het golfen was kreeg ik de bouwvergunning van ons nieuwe pand. Op de golfbaan heb ik hem getekend.” Hij gaat verder: ,, Mijn overleden broer Elie. En hier mijn ouders in de oorlog, met een Jodenster op in de zaak.” Hij pakt weer een andere op. ,,Pieter van Vollenhoven, toen die bij het 175-jarig bestaan ons jubileumboek kreeg uitgereikt.” Blijdesteijn mag zich sindsdien koninklijk noemen.


Ondernemingslust

De winkel in de binnenstad van Tiel mag nog vrij nieuw zijn, toch is de geschiedenis nooit ver weg in het reilen en zeilen van dit familiebedrijf. Veelvuldig verwijst Franklin naar de ondernemingslust van zijn voorouders om het huidige succes van de zaak te verklaren. ,,Wij hebben de hele keten van mobiliteit gehad, lopend met een pak op de rug, toen met kruiwagen, met paard en wagen, en met de auto. Mijn opa Elias roeide de Waal over, om ook de verste boerderijen te kunnen bereiken. Geen van zijn concurrenten deed dat. Die extra stap doen wij nog steeds. Out of the box-denken.”

Maurits van Blijdesteijn – Franklins vader – bouwde de zaak uit de puinhopen van de oorlog weer op. Dankzij hem verwierf Blijdesteijn landelijke bekendheid. Als een van de eerste provinciale winkels maakte Blijdesteijn er in de jaren zestig een gewoonte van landelijk te adverteren. Maurits keek dergelijke moderne marketingtechnieken af in de Verenigde Staten, waar hij regelmatig zijn zus in New York bezocht, die daar voor de oorlog met haar man naartoe gevlucht was. ,,Veel reizen, veel kijken, dan leer je het meeste,” weet Franklin.

Maurits organiseerde in de schouwburg van Tiel en in de omliggende dorpen spraakmakende modeshows die meehielpen de naamsbekendheid van de winkel te vergroten. ,,We hadden een heel team om goodwill te kweken,” herinnert Franklin zich. ,,Ook doordat we mensen hielpen hebben we altijd een erg goede naam gehad. Mijn vader gaf arme kinderen klompen cadeau zodat ze naar school konden. “De vier hoeken van het veld mag je niet maaien, want dat graan is voor de armen.“’


Alles onder één dak

De kledingwinkel kan daardoor nu bogen op een klantenbestand uit heel Nederland en zelfs uit België. Hele families komen al decennia naar Tiel om zich in het nieuw te steken. Franklin: ,,Ik had laatst nog een klant, die zei: “Mijn oma heeft hier haar trouwjurk nog gekocht.” De mensen komen voor de collectie, de gezelligheid, de goede medewerkers en de persoonlijke service.”

Er zijn vijftien van dit soort grote onafhankelijke kledingzaken in Nederland, en die staan opmerkelijk genoeg allemaal in kleinere plaatsen. Behalve een uitgekiende marketing vormt ook de winkelformule een verklaring voor de aantrekkingskracht van Blijdesteijn. Het is een beproefde alles onder één dak formule: herenkleding, dameskleding, zowel het midden- als hoge segment, casual merken en dure pakken. ,,Mensen hebben steeds minder tijd voor kledingaankopen,” weet Franklin. ,,Bij ons ben je in één keer klaar, alles erop en eraan. Daar geloof ik heilig in. Niet dat winkel in, winkel uit dat je in de grote stad hebt.”

Daarbij komt dat familiebedrijven het bovengemiddeld goed doen in tijden van crisis, weet Franklin, die lid is van de Vereniging van familiebedrijven. ,,Familiebedrijven denken op de lange termijn, ze hoeven niet op de korte termijn te scoren. Je kunt wel eens een slecht jaar hebben, nou, dan pas je je bestedingen aan. Familiebedrijven maken nu met elkaar meer winst dan de beursgenoteerde fondsen,” aldus Franklin.

Zijn zoon en mede-directielid Max heeft dat in het jubileumboek treffend onder woorden gebracht. ,,We proberen ervoor te zorgen dat er altijd een Van Blijdesteijn in het pand aanwezig is. Zo voelt de klant zich met je verbonden. Ik loop altijd in de winkel rond. Door op de vloer te zijn, begrijp je het meest wat de markt wil.”

Dat uitgerekend twee van oudsher Joodse familiebedrijven, de modezaken Maison de Bonneterie en Miss Etam, hun deuren sloten (de laatste ging failliet), vindt Franklin ‘heel triest.’ Beide eigenaren kent hij, maar hij wil zich er verder niet over uitlaten.



Maurits van Blijdesteijn met zijn echtgenote Evelien de Jong in de zaak, ca. 1942. Collectie familie Blijdesteijn


Van boezeroen tot bustehouder

Op de geboorteakte van Blijdesteijn mag dan 1833 staan, de grondlegger van het bedrijf, Hijman van Blijdesteijn, dreef al enige tijd handel voordat hij in Ophemert, een dorpje enkele kilometers stroomafwaarts aan de Waal, zijn zaakje begon. Hijman heette eerst Herman Freudestein. Hij stak vanuit Duitsland, op de vlucht voor het antisemitisme in 1822, de grens over. Eerst trok hij een poos in het rivierengebied langs de deuren met een kruiwagen vol manufacturen, wollen lappen, borstrokken, lakens, dekens en dergelijke, vooraleer hij een vaste stek bemachtigde op een stuk grasland aan de rivierdijk.

De nering ging over van vader op zoon, en het was ten slotte Hijmans kleinzoon Elias die in 1915 de stap waagde naar de oude handelsstad Tiel. Daar kocht hij een voormalige pastorie op de prominente plek aan de Voorstad waar het modehuis nu nog steeds gevestigd is. Na een grondige verbouwing schiep hij hier voldoende ruimte voor een volwaardige winkel, die het ondanks de economische crisis in de jaren dertig uitstekend deed. Behalve voor allerhande confectiekleding - van boezeroens tot bustehouders, slobkousen voor heren en wollen mutsen - kon je er ook terecht voor gordijnen en beddengoed.

Elias’ zoon Maurits herinnerde zich later de enorme ijver van zijn vader: ,,Mijn vader was altijd onderweg naar zijn klanten en als hij ’s avonds thuiskwam, moesten we eerst nog de pakjes met bestellingen voor de volgende dag klaarmaken. Mijn vader spaarde de kranten op tot sjabbat. Door het bestuderen van de beursberichten raakte hij ook financieel goed op de hoogte. Zo kon hij menig klant of kennis aan beurstips helpen. Commercieel had hij een zeer scherp inzicht.”

Maurits nam in 1934 de zaak over en wist in de daarop volgende jaren het assortiment en de klantenkring flink uit te breiden. Maar in 1942 nam een Verwalter namens de Duitse bezetter zijn winkel over. Hijzelf en zijn gezin doken onder. Maar niet met z’n vieren. Voor zijn twee jongens, Elie (geboren in 1935) en Ido (1938), regelde hij een ander adres.


Onderduik

Franklin: ,,Moet je je voorstellen, dat je je twee kinderen van vijf en zeven de deur uitstuurt. “Je gaat de straat uit, het eerst steegje in en aan het eind van het steegje staan er mensen op je te wachten.” En dan hoor je drie jaar niets meer van ze. Je weet niet of ze nog leven, je weet niet wat er gebeurt.” Franklin, genoemd naar de Amerikaanse president Roosevelt, werd overigens in 1947, als jongste van het gezin, geboren.

Maurits en zijn vrouw verborgen zich op verschillende adressen in aan de overzijde van de rivier in Brabant. Na de oorlog hebben zijn ouders hier nooit meer over willen praten. Franklin: ,,Niks, nul, nada. Weet je, mijn vader kon geen schieten of geweld zien. Hij keek ook niet naar het journaal, dat kon hij niet aan. Ze hebben nooit iets over hun onderduiktijd verteld. Mijn ouders hebben het weggestopt in een vakje en dat nooit meer opengemaakt.”

,,Ik weet alleen dat mijn vader een maand de tijd kreeg om weg te komen. In die tijd heeft hij zoveel mogelijk verkocht en zijn geld heeft hij omgezet in diamanten. Dat vind ik zo’n mooi verhaal. Wat moet je meenemen als je vlucht? Diamanten zijn klein en je kunt ze verstoppen. Hun huisraad hebben ze ondergebracht op een aantal adressen. Van een boer aan de overkant van de Waal hebben ze na de oorlog niets teruggekregen, maar van de mensen hier in Tiel wel.” Een zus van Franklins moeder werd met haar man en drie kinderen vermoord in een kamp, de rest van zijn familie overleefde de oorlog.

Toen Maurits terugkeerde in Tiel – dat vanwege de ligging in de frontlinie geëvacueerd was – trof hij zijn pand leeg maar relatief onbeschadigd aan. Omdat hij kon aantonen dat hij de rechtmatige eigenaar was ondervond hij geen problemen bij de heringebruikname van de winkel. Ido zegt: ‘De eigendomsbewijzen waren er nog. Hij was natuurlijk ook erg bekend in Tiel. Eigenlijk hebben we als familie wel geluk gehad.’

Na de bevrijding was het alleen maar zaak, zaak, zaak, herinneren Ido en Franklin zich de sfeer thuis. ,,Ze wilden de boel weer opbouwen.” Maurits verwezenlijkte in 1954 eindelijk zijn grote droom: een modern groot winkelpand op de plaats van de oude zaak. Telkens weer paste hij de winkel aan, met een nieuwe etalage, een spraakmakende uitbreiding of een eigentijds interieur. Steeds weer kocht hij een nieuw pand in het blok aan dat vervolgens werd opgeslokt door de uitdijende winkel.


Viskoekjes en matzeballen

Het Joodse leven is tegenwoordig nagenoeg uit Tiel verdwenen, maar er zijn nog wel sporen van het verleden terug te vinden. Behalve de begraafplaats net buiten het centrum is er naast het toegangshek van de vroegere sjoel – waarin nu een moskee is gevestigd – een intiem gedenkteken aangebracht, gewijd aan de nagedachtenis van de 29 tijdens de oorlog vermoorde Joden uit Tiel. Voor de oorlog leefden hier 84 Joden. Tijdens een telling in 1951 waren het er nog maar zeventien, en daarna kalfde het aantal Joodse inwoners steeds verder af. Franklin was betrokken bij de verwezenlijking in 1996 van het monument, en ook bij de plaatsing van enkele Stolpersteine in de stad. Zoals zijn vader nog jarenlang voorzitter was van de joodse gemeente. ,,Met mijn broer Elie als penningmeester en ik als enig lid,” vertelt Franklin met een kwinkslag.

,,Ik probeer koosjer te eten en me aan de wetten te houden, niet te streng, en dat voelt gewoon goed,” zegt hij over zijn beleving van het jodendom. ,,We vieren de Joodse feestdagen met de hele familie heel gezellig met mijn broer Ido in Den Haag. Mijn vrouw heeft deze week nog viskoekjes en matzeballen gemaakt. Tiel is ook echt mediene, hoor. Hier moet je kiezen: Ga ik naar Arnhem, Utrecht of Nijmegen? Ik ben lid van de Liberale Gemeente in Den Haag. Daar voel ik me helemaal happy.’



Het interieur van de nieuwe winkel, met in de vide het kunstwerk. Foto Toon Reclame


Strijkvrije Zweedse overhemden

Toen zijn kinderen eenmaal in de zaak kwamen werken besloot Franklin dat het tijd was voor een volgende grote stap. Zijn broer Elie, met wie hij tot dan toe de boel dirigeerde, was onverwacht in 1998 overleden. Met hem was Franklin al overeengekomen dat zijn kinderen Bram, Max en Anne-Eva op den duur het roer zouden overnemen, omdat Elie’s kinderen hier niet voor voelden. In het zicht van zijn 65ste verjaardag in 2012 gaf Franklin de aanzet tot de complete nieuwbouw van het modehuis op de oude vertrouwde locatie. Het pand is twee keer zo groot geworden. Ondanks de economische crisis had hij er vertrouwen in. ,,Ik denk dat als we niet verbouwd hadden we niet meer hadden bestaan.” Een belangrijke reden was ook dat hij verwachtte met een grotere zaak de toekomst van zijn kinderen veilig te stellen. Zijn kinderen vormen de zesde generatie in de geschiedenis van Blijdesteijn.

Het eerste wat opvalt aan de buitenkant van de winkel is de golvende, glazen gevel. Franklin: ,,Wij mannen houden van ronde vormen. De ronde gevels stralen vriendelijkheid uit.” Binnen is het een en al ruimte, kleur en licht. Bezoekers kunnen in het hart van de zaak met een glazen lift of een roltrap omhoog. In een royale vide hangt een lichtobject van een Joodse kunstenaar uit New York.

Enthousiast door zijn winkel benend raakt Franklin niet uitgepraat over wat er allemaal te zien is. De niches in de markt, de bijzondere kledingstukken, de exclusieve merken die van heinde en verre worden gehaald. Af en toe voelt hij even aan een blouse of hemd. ,,Kijk hier. Strijkvrije Zweedse overhemden met Zwitsers doek. We zijn altijd op zoek naar iets nieuws.” Blijdesteijn is specialist in herenkostuums. ,,We krijgen hier veel mensen die een mooi kostuum dragen. Veel winkels bezuinigen daarop, wij willen ons eigen gezicht laten zien.”

Volgende afdeling, de grote maten. ,,We hebben tot maat 64. Dat zijn mensen die groter zijn dan wij samen.” Een paar stappen verder, de afdeling met feestkleding. ,,Onze mooiste afdeling, afgekeken van een zaak in New York. Voor bruidsmoeders en mensen die gaan trouwen. Onze japonnen komen uit alle landen van de wereld komen van Amerika en Canada tot België en zelfs Griekenland.”


Vloeren met ballen

En dan het gebouw zelf. Het interieur is door een vrouwelijke architect van het bureau Blocher Blocher uit Stuttgart ontworpen. ,,Ik wilde per se een vrouwelijke architect.” Klanten die de roltrap nemen zullen zich niet realiseren dat de stroom die bij het remmen overblijft terugvloeit naar het net. Nog een noviteit: de bubbeldeckvloeren. Omdat in de vloeren meer dan duizend ballen van gerecycled plastic liggen, in plaats van dat ze geheel bestaan uit gewapend beton, is het hele gebouw veertig procent lichter. ,,Hierdoor konden we vijfentwintig minder kolommen gebruiken, waardoor er veel meer ruimte en doorzicht in de winkel is.”

,,Het leuke van het bouwproces was,” zegt Franklin, ,,dat op zondag van elf tot vijf de hele keuken vol met bouwtekeningen lag, met iedereen erbij. ,,We gaan het zo doen, nee zo.” Maar we zijn niet één keer boos geworden op elkaar. Heel intens.”

De geschiedenis vormt de rode draad in het bedrijf. ,,Daarom vind ik het zo leuk dat mijn kinderen voortzetten wat mijn vader heeft neergezet en ik met mijn broer heb uitgebouwd. Er is geen kind dat zegt: ik ga linksaf. Wat je soms in families hebt. Het gaat in goede harmonie.”