Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver

Heinz, het lot van een vluchteling

Het Namenmonument is niet alleen een gedenkteken vol verhalen en symboliek. Het is ook een technisch en constructief wonder. Met het metselen van de meer dan 102.000 bakstenen zijn van september 2020 tot en met mei 2021 zes metselaars dag in dag uit bezig geweest. De naamstenen liggen in alfabetische volgorde, van linksboven naar rechtsonder in de muren. Maar metselaars beginnen altijd onderaan de muur en eindigen bovenaan. Bijkomend probleem was dat architect Daniel Libeskind een samenstel van onregelmatig ten opzichte van elkaar gepositioneerde muren ontwierp, die op een grillig ingedeeld grondvlak staan.

Om het ingewikkelde metselwerk zo soepel mogelijk te kunnen uitvoeren en fouten in de alfabetische volgorde te vermijden, werd van te voren met legosteentjes in een soort mini-proefopstelling een efficiënte logistieke bouwmethode uitgedokterd. De stenen werden op de bouwplaats op pallets aangevoerd en waren daarop zo neergelegd, dat de metselaars ze blindelings konden pakken en in één beweging aanbrengen op hun plaats in de muur.

Dit alles betekende niet dat het proces foutloos verliep. Soms ging er iets mis bij het graveren van de namen in de stenen (er werd gebruikgemaakt van een speciaal ontwikkelde lasertechniek). Soms bleek een naam in de database niet helemaal juist. De kans bestaat bovendien dat pas na de onthulling van het monument blijkt dat een naam niet klopt, of dat er een naam ontbreekt. Eens per jaar zullen met het oog hierop correcties worden doorgevoerd. Een zogeheten ‘duizendnamenwand’ is beschikbaar om de nieuwe stenen alsnog een plaats te geven in het gedenkteken aan de Weesperstraat in Amsterdam.


Tijdens het werk aan mijn boek werd ik onverwachts geconfronteerd met een onvolkomenheid. In februari van dit jaar was ik met enkele andere betrokkenen bij het monument in aanbouw om foto’s te maken voor de boekomslag. Het was een zonnige dag. Terwijl ik rondliep, zag ik een verrassende lichtvlek op de stenen in een hoek van het monument: de weerkaatsing van de zon in een van de stalen letters bovenop de muren.

Ik maakte een paar foto’s van het stuk muur, dat warmkleurig oplichtte, en ging weer verder. Na veel wikken en wegen kozen we voor een uitsnede van deze foto voor de omslag. De besloten sfeer, de suggestie van een opengeslagen boek met namen (belangrijk in de Joodse herdenkingstraditie) en natuurlijk de lichtvlek, die er een soort spirituele lading aan geeft voor wie hierin gelooft, gaven de doorslag.

Er was één probleem. Er bleek een ‘naamloze’ steen in de muur te zitten. Een bekraste steen, die daar voorlopig was ingemetseld omdat aan de oorspronkelijke steen iets mankeerde. Een misbaksel, om het oneerbiedig te zeggen. Maar een foto met een bekraste steen – dat kon natuurlijk niet op de voorkant van 500 meter namen.

De vormgever van het boek, Piet Gerards, kwam toen op het idee om de ontbrekende naam zelf in de foto aan te brengen, alsof hij gewoon in de steen gegraveerd is. Dat kon technisch, verzekerde hij me. Een nieuwe naamsteen zou er per slot van rekening toch worden ingemetseld, te zijner tijd. Akkoord. Maar welke naam ontbrak hier, van wie was deze steen?

De database met de namen bracht uitsluitsel. In de alfabetisch geordende reeks naamstenen ontbrak die van Heinz Siegbert Fischel. De website van het joodsmonument.nl vermeldt zijn gegevens, aangevuld met een summiere beschrijving van zijn lot en dat van zijn familie.

Heinz Siegbert Fischel, 21 jaar toen hij stierf in Auschwitz. ‘Nu hebben we zijn naam genoemd’, zou Jacques Grishaver, de voorzitter van het Auschwitzcomité, zeggen. Want daar gaat het om bij dit gedenkteken. Deze slachtoffers zonder graf mogen niet worden vergeten.

Heinz was een vluchteling uit Berlijn, die met twee jongere broers en zijn zusje naar Nederland was gekomen, lees ik op het joodsmonument.nl. Met tientallen andere jonge vluchtelingen woonde hij in een opvangcentrum in Arnhem.

Er zijn drie foto’s van hem. De eerste: een lang, smal gezicht met geprononceerde lippen, het golvende haar netjes in een scheiding, de stropdas en boord van zijn overhemd slordig verpakt in zijn colbert. Hij zal niet gewend geweest zijn om deze kleding te dragen. Een ‘officiële’ foto, gemaakt voor registratiedoeleinden, zoals een identiteitskaart of iets dergelijks.

Op de tweede foto is hij iets jonger, zijn kleding meer ‘casual’. Zijn blik duidt erop dat hij het niet zo naar zijn zin heeft. De foto bevat de roestige afdruk van een paperclip. De derde foto is naar alle waarschijnlijkheid een uitsnede van een groter exemplaar, vermoedelijk een groepsportret, een familieportret. Hier is hij nog een echt jongetje, hij draagt een matrozenpakje.

Ik sta stil bij deze drie foto’s, omdat er verder vrijwel niets over deze jonge Duitse vluchteling bekend is. Direct onder zijn steen zit die van zijn broer Manfred, 19 toen hij stierf. Daar weer onder zijn zusje Mignon, die 16 was toen zij vergast werd in Sobibor, en daaronder zijn broer Siegbert, 18 jaar.

Althans, volgens joodsmonument.nl was Heinz hun broer. De gespecialiseerde website Stichting Duitse Oorlogskinderen in Nederland echter meldt dat Heinz hun neef was. Zijn vader, Julius Fischel, was een broer van Siegmund Fischel, de vader van de drie andere vluchtelingkinderen. Siegmund en zijn vrouw Ruth overleefden de Shoah in tegenstelling tot hun kinderen. Het lot van de ouders van Heinz, die in Shanghai een veilig heenkomen zochten, is onbekend.

Heinz kwam met zijn neefjes en nichtje in maart 1939 aan in een opvangcentrum (Beneden Heijplaat) in Rotterdam. Via verschillende andere adressen in de havenstad belandde hij, met Manfred, in oktober 1940 in Arnhem, in het zogeheten Jongenshuis, een opvanghuis voor jonge vluchtelingen aan de Amsterdamseweg. De Duitsers verordonneerden namelijk in het najaar van 1940 – de luchtoorlog boven Engeland was in volle gang – dat alle buitenlandse Joden uit de kuststreek moesten verhuizen naar elders.

Waarschijnlijk verbleef Heinz met zijn neefje ruim twee jaar in Arnhem. In december 1942 stuurden de nazi’s de ongeveer tachtig jongens en meisjes die in het tehuis verbleven naar Westerbork, plus de volwassenen die er waren. Hopelijk was het in het Jongenshuis beter vertoeven dan in Rotterdam, waar het eten en de andere omstandigheden ronduit beroerd waren geweest. Toen Heinz in Rotterdam aankwam was hij nog geen zeventien. Is de foto met de afdruk van de paperclip, de foto waarop hij wat ongemakkelijk kijkt, soms toen gemaakt?

‘De misdaad iemands kind te zijn’, schreef de Frans-Amerikaanse filosoof George Steiner over de Joodse oorlogskinderen. ‘Tijdens de Nazi-periode was daarvoor geen vergeving, geen verjaring mogelijk.’ Hoeveel namen van kinderen bevat het Namenmonument eigenlijk? Dit is nog maar één verhaal. Heinz Fischel, zijn naam is genoemd.