Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver

H.C. Muller en het echec van de Verenigde Staten van Europa

Het moment in de geschiedenis had niet beter gekozen kunnen zijn: vanaf de herfst van 1925 stonden de kranten vol van het Verdrag van Locarno, er rolde een golf van optimisme over Europa. Duitsland verzoende zich met Frankrijk en Engeland! Voor het eerst sinds de Grote Oorlog scheen een echte, duurzame vrede mogelijk. Juist op dat moment riep de letterkundige H. C. Muller een aantal gelijkgestemden tot zich om de internationale politiek aan te sporen Europa een mooie, veilige toekomst te geven.

Maar een half jaar later verliet Muller alweer de ambitieuze lobbyclub die hij zelf had helpen oprichten: de ‘Vereeniging ter bevordering van de oprichting der Vereenigde Staten van Europa’. Boos en verongelijkt. Wat was er gebeurd? Nu was het niet de eerste keer dat deze dwarse vrijdenker ruzie kreeg met intellectuelen met wie hij een gemeenschappelijk doel nastreefde. Hij stond bekend om zijn eruditie en veelzijdigheid, maar ook om zijn onberekenbare, confronterende gedrag.

Hendrik Clemens Muller, geboren in 1855, studeerde klassieke letteren in Leiden. Hoewel hij doorgaans in een intellectuele sfeer acteerde, school er een rabiate maatschappelijk en politiek activist in hem. Hij hield er hervormingsgezinde denkbeelden op na over bijvoorbeeld algemeen kiesrecht en het referendum. Ook sprak hij zich, in de geest van Multatuli, die hij hogelijk bewonderde, uit voor een onafhankelijk Indië.

De eerste wereldoorlog werkte als een vliegwiel voor zijn politieke aspiraties. Hij brainstormde over internationale vrijhandel. Was de militaire oorlog niet de voortzetting van economische oorlogsvoering in de gedaante van hoge tolmuren, protectionistische handelspolitiek en de uitbuiting van koloniën? En wanneer er geen economische grenzen meer bestonden, verdween ook de aanleiding om andermans territorium binnen te vallen, toch?

Op zoek naar medestanders kwam hij in contact met De Vredeskring in zijn thuisstad Den Haag. De Vredeskring streefde naar afschaffing van de dienstplicht, ontwapening, internationale arbitrage en dergelijke. Mullers volgende halte was het Bureau Internationaal Overleg, een soort particuliere denktank voor vredeskwesties. Hij stelde zich op de hoogte van de ‘broederschaps-federatie’, waar zo’n vijftig verenigingen op religieus, humanitair en maatschappelijk gebied bij waren aangesloten. In de boezem van dit verbond gloorde een luchtspiegeling van een eensgezind Europa: ‘Wij kunnen ons slechts in stand houden als wij het voorbeeld van Amerika volgen en ons vereenigen.’

Hemelbestormend? Valt wel mee. Het waren ideeën die voortvloeiden uit de internationale verhoudingen en actualiteit kort na de oorlog. Muller vreesde, zoals velen, voor de gevolgen van de vredesbepalingen van Versailles (1919), waar Duitsland nauwelijks aan kon voldoen. Toen Frankrijk en België in 1923 het Roergebied bezetten om Duitsland te dwingen om haar herstelbetalingen over te maken, sprak hij zich in een brochure uit tegen deze geallieerde actie. Muller was bang dat het verarmde en vernederde Duitsland, op revanche belust, een nieuwe oorlog zou ontketenen.

Ja, hij wist wel een uitweg voor de vastgelopen internationale politiek: de vorming van een ‘Statenbond voor Europa’. Ieder land was welkom. De gewraakte Duitse herstelbetalingen waren binnen de kaders van deze bond op te lossen, wanneer andere landen bijdroegen aan een gezamenlijke lening om de schadeloosstelling te bewerkstelligen, aldus Muller, die een beroep deed op de onderlinge solidariteit. Bovendien bood een verenigd Europa een noodzakelijk tegenwicht tegen de Russische dreiging.

Het visioen van een Europese statenbond á la de USA was al vaker gepropageerd, zoals door de invloedrijke R.N. graaf Coudenhove-Kalergi met zijn Pan Europabeweging. Gestimuleerd door dergelijke visionaire initiatieven publiceerde HCM in 1924 de aanzet tot wat zijn grote intellectuele bijdrage moest worden: International European Law. An essay on the future United States of Europe. Feitelijk het raamwerk van een manuscript waarvan de oorsprong reeds vóór 1914 lag en waarin hij het thema vanuit het perspectief van het internationaal recht behandelde. Maar meer dan deze uitgebreide synopsis is er niet bekend van deze intrigerende oefening, die vermoedelijk nooit verder gekomen is dan deze blauwdruk.

Wat hij wel voor elkaar kreeg was de oprichting van een vereniging die het idee van een verenigd Europa aan de man moest brengen. Belangrijk hierin was het contact dat hij in het voorjaar van 1925 kreeg met Taco Mulder, een academisch geschoolde accountant uit Haarlem. Deze bedrijfseconoom dacht er ongeveer net zo over als Muller, en zette zich na ruggenspraak met hem aan het schrijven van een Korte uiteenzetting van het beginsel der Vereeniging tot bevordering der oprichting van de Vereenigde Staten van Europa.

De vereniging werd in het najaar van ‘25 officieel opgericht, met Muller als voorzitter en Mulder als secretaris. De bestuursleden, waaronder nogal wat zakenlieden, kwamen uit Den Haag, Haarlem, Heemstede, Delft, Aerdenhout, Bloemendaal en Rotterdam. Van de Korte uiteenzetting liet Mulder duizend exemplaren drukken. Er werden relaties aan het werk gezet om een Engelse, Franse en Duitse vertaling te tikken. En eentje in het Esperanto. Een Europese regering, vrijhandel, vrij verkeer, centralisatie van het bankwezen, één muntstelsel, een officiële voertaal (Engels) en een gezamenlijk fonds voor staten met een schuldenlast - zie hier de hoofdpunten van het programma.

De onverschrokken Muller spande zich in om de VBOVSE vast te knopen aan een internationaal netwerk van vergelijkbare organisaties en figuren die de Europese zaak waren toegedaan. Aan het Bureau de la Paix te Geneve vroeg hij de contactgegevens op. Maar hier werd gelijk de kiem gelegd voor de breuk tussen Muller en de overige bestuursleden. Want om zijn vereniging gravitas te geven, wilde hij buitenlandse coryfeeën tot ereleden benoemen, namelijk Coudenhove-Kalergi, Francesco Nitti, oud-premier van Italië en uitgesproken kritisch over ‘Versailles’, en de pacifistische Britse Labourpoliticus Ramsay MacDonald. De algemene ledenvergadering van de VBOVSE voelde hier echter niets voor, wat wrevel opwekte bij Muller.

Zo ontstonden er meer twistpunten. Hij wilde bijvoorbeeld in publicaties die namens de vereniging verschenen verwijzingen opnemen naar zijn eigen geschriften, maar ook dit wilde de rest van het bestuur niet. Op een gegeven moment was de maat vol. Muller deed op 29 mei 1926 een stapeltje brieven aan zijn medebestuursleden op de bus waarin hij bedankte als voorzitter, tot onbegrip en onvrede bij zijn collega’s.

Hendrik Clemens Muller was een vat vol ideeën. Ongeduldig en onrustig, een persoonlijkheid die zijn tijd vooruit was, die sneller wilde en bochten afsneed, en daardoor in botsing kwam met anderen. Een jaar na zijn vertrek bij de VBOVSE overleed hij, 81 jaar oud. Maar ‘zijn’ vereniging beleefde in 1932 een doorstart. Onder de bezielende, klare leiding van Taco Mulder verscheen een eigen tijdschrift, de Europese regeringscentra werden bestookt met persberichten en brieven, het ledental groeide naar tweeduizend. In 1933 volgde een fusie met de Nederlandse tak van Pan Europa, maar toen was het politieke tij al gekeerd. Europa was overgeleverd aan de zwarte horden.