Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver

De Europese partij uit 1932 van Mellina van Asbeck

(n.a.v. de Tweede Kamerverkiezingen 17 maart 2021)


Deze keer doet voor het eerst een echte Europese partij mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Kiezers hebben de kans om op 17 maart te stemmen op Volt, de Nederlandse tak van de pan-Europese politieke beweging met dezelfde naam, die ook in andere nationale parlementen voet aan de grond wil krijgen. Volt wil grote onderwerpen als klimaat, veiligheid, migratie en sociale ongelijkheid in Europees verband oplossen. De verschillende nationale afdelingen voeren een politiek volgens gezamenlijke uitgangspunten.

Maar ander dan het publiek zal denken is dit idee helemaal niet nieuw. In september 1932 schreef Mellina barones Van Asbeck voor het 29ste internationale vredescongres in Wenen al een voorstel om een Europese politieke partij te stichten. ‘Towards a European Party’, luidde de kop. ‘Für eine Europäische Partei’, in de Duitse versie. Van Asbeck, de dochter van een Nederlandse diplomaat, bracht veel tijd door in Genève, de zetel van de Volkenbond, waar ze enige tijd als correspondent werkte. In het archief van de Volkenbond worden afschriften van haar plan bewaard.

Mellina van Asbeck bepleitte haar zaak in lezingen door heel Europa. ‘Om Europa opnieuw op te bouwen is een Europese partij nodig, die in ieder land strijdt voor de Europese zaak,’ stelde ze bijvoorbeeld in Parijs. ‘Wat zal er mogelijk zijn, als er in ieder land een Europagezinde partij wordt opgericht en als die partijen volgens een gemeenschappelijk programma, elk in zijn eigen land, zouden toewerken naar een Europese politiek, om uiteindelijk de handen ineen te slaan? Zoiets kan de eerste aanzet zijn tot het ontstaan van een verenigd Europa vanuit de volkeren.’

Haar wensdroom, verregaande Europese samenwerking, werd gedeeld door velen na de eerste wereldoorlog. Politici en bestuurders, maar ook ondernemers, kunstenaars, schrijvers, economen, bankiers, juristen en gewone burgers omarmden dit visionaire idee. Alleen wanneer de Europese staten hun krachten bundelden kon een nieuwe oorlog voorkomen worden, meenden zij. Alleen dan kon het continent tot economische bloei komen en hadden alle volkeren uitzicht op welvaart, gelijkberechtiging en culturele en politieke ontplooiing.

Een van de eersten die deze ongelooflijke toekomst schetste was Richard graaf Coudenhove-Kalergi. In 1923 stichtte deze uit Bohemen afkomstige edelman, die in Wenen filosofie studeerde, zijn beweging Pan-Europa, die tot ver in de jaren dertig mensen uit heel Europa inspireerde. De Franse staatsman Aristide Briand gaf in 1929 bij de Volkenbond de aanzet tot een nieuw, op solidariteit gegrondvest Europa en vond zijn Duitse evenknie Gustav Stresemann aan zijn zijde.

De regeringen van alle Europese landen schaarden zich achter Briands plan voor een verenigd Europa. De Volkenbond liet onderzoek doen naar een netwerk van transnationale spoorverbindingen (ook een van de speerpunten van Volt trouwens!), er kwam een Europees paspoort, op talloze congressen discussieerden Europeanen met elkaar over de kansen van een ongedeeld continent, in Nederland werd gewerkt aan een pan-Europees tijdschrift. De toekomst leek zonnig, wanneer die toekomst ‘Europa’ heette.

Maar hoewel de inspanningen groot en menigvuldig waren, werd er nauwelijks vooruitgang geboekt. De politiek bleef nationaal tot op het bot, aangestuurd door wantrouwen en ressentiment. Vooral de kloof tussen Frankrijk en Duitsland was immens.

De barones gaf niet op. Een Europese partij die zich in alle landen manifesteerde, kon de boel vlot trekken. Het ontbrak, schreef ze in haar voorstel, aan ‘a European public spirit’. Dit was te wijten aan een groot gebrek aan kennis bij de gemiddelde burger over Europa en het belang van internationale samenwerking. Daar kon de gewone man niets aan doen, het was de schuld van benepen politici. Daarom moest er een ‘body of opinion’ komen, die de kennis van burgers over Europa verhoogde en die, gedragen door hun stem, een plaats veroverde in de diverse nationale parlementen.

Van Asbeck – die sociologie studeerde in Genève en in de filosofie promoveerde in Parijs - zag een paar hoofdpunten: internationale solidariteit, Europa als een gemenebest van cultuur en beschaving, gelijke rechten en plichten voor alle landen en volkeren. Politiek en economisch nationalisme waren voortaan taboe. Maar: ‘The European Union should be a Union, not a Unit.’ Centralisatie was volgens haar onverenigbaar met de psychologische en culturele rijkdom van Europa. De nationale en regionale verschillen en eigenaardigheden mochten niet verdwijnen.

Hoe de organisatie van het nieuwe Europa er precies moest uitzien, schreef ze niet. In elk geval moest er een grote gezamenlijke economische markt ontstaan, die de voorwaarden schiep voor de Europeanen om op eigen benen te staan. Want de koloniën en andere overzeese gebiedsdelen zouden spoedig wel tot het verleden behoren, verwachtte ze. Imperialistische organisaties uit het verleden zoals de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en het Duitse keizerrijk, konden daarom geen voorbeeld zijn, evenmin als het Britse imperium. ‘New Europe must spring from new principles, and create new institutions expressing a new spirit.’

Haar even rationale als humane pleidooi kon op dat moment helaas niet anders klinken dan als een wanhoopskreet. In de zomer van dat jaar behaalden de nazi’s bij de rijksdagverkiezingen een monsterscore. De politicus die het gevaar van Hitlers opmars al in een vroeg stadium onderkende, Gustav Stresemann, was eind 1929 overleden en Briand, de grote vredesapostel naar wie iedereen in Europa keek, volgde hem in maart 1932. Intussen greep de economische wereldcrisis steeds heftiger om zich heen. Regeringen vielen terug op aloude nationale, protectionistische reflexen. De Europese samenwerking verkruimelde nog voordat zij goed en wel van de grond gekomen was.

Mellina van Asbeck (1886-1962) kon in de toekomst kijken. Zij zag wat er nodig was voor Europa om de vrede te bewaren en zich economisch te kunnen ontwikkelen. Zij beschreef de fundamentele keuzes en beslissingen die hiervoor nodig waren. Europese problemen behoefden oplossingen in Europees verband. En dat is onverminderd het geval. Wij Europeanen zijn op elkaar aangewezen. Als we dat nu maar eens ten volle beseften.


Zie ook: /de-barones-en-de-vluchteling