Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver


Foto Marco Bakker


Ed van Thijn: ‘De Holocaust is het allerbelangrijkste in mijn leven’ (Interview in Het Parool, 3 mei 2018)


Ed van Thijn heeft zich teruggetrokken uit het openbare leven. Interviews geeft hij niet meer, maar voor een gesprek over de zin van herdenkingen, het geplande Namenmonument en de kracht die hij put uit zijn Joodse achtergrond maakt de oud-burgemeester van Amsterdam graag een uitzondering. ‘De Holocaust is het allerbelangrijkste in mijn leven’, is het eerste wat hij zegt als ik binnenkom.

‘Ik heb het gevoel dat mijn hele leven gegroepeerd is om de Holocaust. De speeches die ik vroeger bij de verschillende herdenkingen hield – de Auschwitzherdenking, de Februaristaking, de Dodenherdenking – waren homemade, doorleefd. Voor mij was het steeds een jaarlijks overdonderend gebeuren. Na afloop was ik niet meer te hanteren. Dat is nooit minder geworden. De Holocaust is in de loop van de jaren zelfs steeds belangrijker voor mij geworden, omdat andere dingen naarmate ik ouder word vervagen.’

Westerbork

Van Thijn woont tegenwoordig in een statige zorgvilla aan de Johannes Vermeerstraat. Zijn kamer op een van de verdiepingen is mooi en ruim. Hij zit in een rolstoel aan tafel, een stapeltje boeken binnen handbereik. Af en toe breekt een gulle lach zijn ernstige gezicht open. Zijn geest is ongebroken.

‘Van mijn familie is iedereen in de oorlog omgekomen, behalve mijn beide ouders en ikzelf. Ik heb mijn leven eraan te danken dat mijn vader twee keer uit de trein is gesprongen en altijd een treinsleutel op zak had. Hij had zichzelf ongrijpbaar gemaakt. Ik ben gered doordat ik op verschillende adressen kon onderduiken. Uiteindelijk ben ik opgepakt en voor de tweede maal naar Westerbork gebracht. Helemaal alleen, zonder mijn ouders. Dat was in januari 1945, ik was tien.’

‘Ik heb me daar staande weten te houden door een karaktereigenschap die me ook later van pas is gekomen in verschillende functies: naarmate het spannender wordt, ben ik beheerster. Zo behield ik telkens het overzicht. De bevrijding in Westerbork was een euforisch moment. Na de bevrijding hebben we een dag lang daar de gevangen genomen NSB’ers mogen bewaken. Maar hoe mensen dat ooit hebben kunnen bedenken, de Holocaust…’. Hij schudt zijn hoofd, en zegt met de hem kenmerkende, zorgvuldige dictie: ‘Ik heb daar nooit een antwoord op kunnen vinden.’

Parijs

Na de oorlog woonde hij eerst een tijd in Bussum. Pas in 1950 verhuisde hij naar Amsterdam. ‘In Bussum voerde ik met schoolgenoten felle discussies over de oorlog. Hun houding was er vaak een van: “Eigen schuld, dikke bult.” Zij huldigden termen als erfzonde. De Joodse erfzonde. Het was een christelijke school, vergeet dat niet. Dat heeft me alleen maar geprikkeld om mezelf te documenteren en de geschiedenis te bestuderen.’

Hij ging politieke wetenschappen en eigentijdse geschiedenis studeren. ‘Jacques Presser was mijn belangrijkste docent. In zijn boek Ondergang staat een hoofdstuk, gewijd aan het lot van Joodse kinderen, dat voor 90% gebaseerd is op een interview met mij. Hij heeft me toen opdracht gegeven om op papier te zetten wat ik meegemaakt heb.’ (Dat heeft Van Thijn uiteindelijk gedaan in zijn autobiografie Het Verhaal uit 2000).’

‘Toen ik in Parijs ben gaan studeren zag ik in de Franse politiek parallellen met het vooroorlogse Duitsland. Ik voelde me aangesproken door de linkse politicus Pierre Mendès-France, die zich inzette voor de zelfstandigheid van de Franse koloniën. Hoe hij werd behandeld door zijn tijdgenoten… Hij is maar kort premier geweest. Die tijd werd bepaald door de Algerijnse oorlog. Nadat ik daar tijdens een demonstratie voor de onafhankelijkheid van Algerije in elkaar geramd ben door de ordepolitie, besloot ik de politiek in te gaan. Want ik zag toen dat fascisme geen zaak van het verleden was, maar nog virulent aanwezig was. Ik haalde daarbij kracht en inspiratie uit mijn eigen verleden. Het thema van de kwaliteit van de democratie is mijn fascinatie. Herdenken heeft zeker met de kwaliteit van de beschaving te maken. Ik heb het altijd als mijn levensopdracht gezien om daar mijn energie in te steken.’

Anti-gevoelens

‘Ook na mijn afscheid van de politiek heb ik nog uit het hele land uitnodigingen om te komen spreken aanvaard. Ik ben overal geweest, ook in Amsterdam, in alle stadsdelen. Van de Rivierenbuurt tot Kattenburg. Elk jaar is de opkomst bij de herdenkingen gelukkig groot. Overal en altijd. De belangrijkste verdienste is dat die boodschap wordt uitgedragen, dat er jonge mensen staan die hun oren spitsen, als de oorlog aan de orde is. Wat kun je meer doen dan herdenken en toespraken houden?’

‘Er moet altijd een waarschuwing van herdenkingen uit gaan. Een van de belangrijkste feiten in het ontstaan van de Holocaust, is dat Hitler niet democratisch aan de macht is gekomen. Er heerste toen in Duitsland een instabiele politieke en maatschappelijke situatie. De gewone politieke partijen hebben hem uitgenodigd. Nog steeds is niet iedereen daar nu van doordrongen. Dat hoogverraad kan iedere dag weer opnieuw gebeuren. Dat onderwerp vind ik het belangrijkste bij herdenkingen.’

‘De afgelopen jaren zijn in Europa steeds moeilijker stabiele regeringen te vormen. Je ziet in allerlei landen onvoorspelbare ontwikkelingen. Er wordt gespeeld met anti-gevoelens, zoals migratie. Ik vind dat bloedlink. Gelukkig is Duitsland ontsnapt aan nieuwe verkiezingen. Je weet niet hoe de afloop daarvan zou zijn geweest. De SPD heeft met vuur gespeeld, maar uiteindelijk hebben ze de juiste beslissing genomen. Ook over Nederland maak ik me heel veel zorgen. Ik ben niet tegen polarisatie. Dat hoort bij de democratie. Maar ik zie wel een enorme versplintering, en een ruk naar extreemrechts.’

Namenmonument

Om de Holocaust te herdenken en hier tegelijk een waarschuwing van uit te laten gaan, wil het Nederlands Auschwitz Comité aan de Weesperstraat een monument neerzetten met de namen van de ruim 102.000 vermoorde Nederlandse Joden, Roma en Sinti. Van Thijn erkent dat hij daar gemengde gevoelens bij heeft.

‘Al die namen doen mij duizelen. Ik doe ook nooit mee aan voorlezingen. Ik maak me dan altijd uit de voeten. Omdat ik altijd bang ben dat mijn naam ook wordt voorgelezen. Dat is een heel rare fobie. Eigenlijk ben ik er heel dubbel in. Het vermelden of voorlezen van alle namen vind ik prachtig, maar aan de andere kant kan ik me er moeilijk mee identificeren. Daar komt bij dat ik in de loop der jaren enorm gehecht ben geraakt aan het Spiegelmonument in het Wertheimpark. In al zijn eenduidigheid is dat een heel effectief monument, waar ik goed mee uit de voeten kan. De herdenkingen daar maken op mij altijd een verpletterende indruk. Ondanks alle waardering die ik heb voor Libeskinds ontwerp, vind ik het Namenmonument een stap te ver.’

‘De Holocaust is zo dominant, zo catastrofaal, je hebt al die namen toch eigenlijk niet nodig om dat te verduidelijken. De echte herdenkers hebben aan een half woord genoeg. In deze tijd van moderne communicatiemiddelen heb je geen steentjes nodig om de boodschap over te laten komen. We hebben al die jaren zonder gedaan. Zelf heb ik in mijn tijd als burgemeester en ook nog daarna, heel wat speeches over het onderwerp gehouden. En ik had niet de indruk dat mijn woorden stuk vielen op de rotsen.’

‘Tegelijk voel ik me zo verbonden met het Nederlands Auschwitz Comité, dat ik me er nooit tegen zal verzetten. Zie daar mijn dilemma. Ik begrijp de motieven van het comité, ik ben blij dat die mensen er zijn en hier moeite voor doen, maar voor mij persoonlijk hoeft het niet. Die kritiek heb ik vooral binnenskamers geuit. Ik heb me er nooit zo mee geprofileerd. Ik wilde geen dwarsligger zijn. De herinnering aan de Holocaust is zó belangrijk, dat ik blij ben dat er mensen zijn die zich voor zulke grote projecten willen inzetten.’


‘Maar als het Namenmonument onthuld wordt ga ik er zeker heen.’ Lachend: ‘In mijn rolstoel, ja. Ik zal de voorzitter van het Auschwitzcomité van harte feliciteren. Mijn tientallen familieleden staan dan op dat monument vermeld. Sommige nabestaanden hebben er misschien bezwaren tegen dat de namen van hun familieleden erop staan, maar ik zou me schuldig voelen als mijn familie er niet op zou voorkomen. Op een dergelijk monument kies je echt voor alle namen.’