Wim de Wagt

Kunsthistoricus, schrijver

Rein Dool


Rein Dool, Landschap in de Meseta



Interview in Haarlems Dagblad, 30 augustus 2007, n.a.v. de  tentoonstelling Confrontaties en landschappen in Teylers Museum, Haarlem
Rein Dool exposeert tekeningen van de Spaanse Meseta

Rein Dool beent door zijn huis aan de Oude Maas in Dordrecht en trekt de ene na de andere lade met tekeningen, litho’s en aquarellen open.  ‘Jongen, ik sterf van het werk. Waarom zou ik nog wat nieuws maken?’ Zojuist heeft hij uitgelegd dat hij al zeker een half jaar niet meer heeft gewerkt. Maar het komt wel weer, weet hij. Hij heeft wel langere periodes meegemaakt waarin hij niet in zijn atelier kwam. Hij zinspeelt op een idee voor een nieuwe serie tekeningen of schilderijen. Eerst moet hij het in zijn hoofd vorm geven. Pas dan kan het er in één keer uit.

‘Hoe ik mij oplaad? Schuldgevoel. Angst. Een gevoel van, het gaat niet meer, het lukt niet meer. Ik ben altijd in mijn hersens bezig. Maar nu kan ik het nog niet visualiseren. Ik wacht tot ik weer gemotiveerd raak. Dat ik word meegenomen.’

De in 1933 in Leiden geboren kunstenaar vindt het een ‘grote eer’ in Teylers Museum te mogen exposeren. Kern van de verzameling tekeningen die daar te zien is vormt een reeks landschappen die hij maakte in de hoogvlakte van Noord-Spanje, de Meseta. Behalve deze tekeningen laat Dool portretten zien van bevriende schrijvers, zoals van Henk Bernlef, Ed Leeflang, Maarten Biesheuvel en Maarten ’t Hart. Ook zijn er ‘ziekenhuistekeningen’ te zien. ‘Ik heb namelijk veel in het ziekenhuis gelegen’, verklaart hij.

Dool is van huis uit lithograaf, en dat verklaart de majestueuze wijze waarop de catalogus die bij de tentoonstelling verschijnt is gedrukt. Hij heeft er bij het drukproces met zijn neus bovenop gestaan. Dool is een traditioneel werkende, figuratieve kunstenaar die wel eens de abstractie opzoekt, maar nooit de werkelijkheid helemaal uit het oog verliest. Hij kan heel natuurgetrouw te werk gaan, maar zijn figuren en objecten ook vervormen en in een platte compositie plaatsen, waardoor zeer ongewone, vervreemdende effecten ontstaan.

De mens

De Spaanse tekeningen maken een tijdloze indruk. Euforisch kan de kunstenaar vertellen over de verlatenheid, immense uitgestrektheid en de stille sporen van menselijke aanwezigheid in de Mesata. Hoewel deze tekeningen anders suggereren, komt hij meestal toch uit bij de mens in zijn werk. De mens in zijn omgeving, de mens en zijn relaties, de mens en zijn kwetsbaarheid en onmacht.

Bekend in zijn werk zijn de zogeheten ‘Dool-hoofden’: een golvende lijn waarmee en profil voorhoofd, neus, mond en kin worden aangeduid. Het oog een stip. ‘Ik heb altijd mensen geschilderd’ zegt hij. ‘Een stad bestaat uit rechte lijnen, maar het menselijke gezicht is zacht, heel zacht. Dat is zo iets ongelooflijks. Het heeft me altijd gefascineerd. Als kind al.’

Nogal wat van zijn werken hebben een verontrustende, soms zelfs dreigende sfeer. Dool beaamt dit: ‘We leven in een wereld waarvan we niet weten wat er zich allemaal precies afspeelt. Je drukt op een knopje van een cd-speler of een digitale camera en je weet niet wat er gebeurt. Vroeger wel, toen was dat duidelijk. Maar nu? Je kunt ook niks meer repareren. Ik denk wel eens, jongen, doe zo’n apparaat niet open want je komt bami-speciaal tegen, maar het ís geen bami-speciaal! Tuurlijk, ik lees de krant, houd alles bij. Maar neem nu alle ontwikkelingen op medisch gebied. Ik snap het niet meer. En dat je toch in zo’n wereld rondloopt.’

Alles gaat voorbij, zoals het water in de Oude Maas, maar toch is er genoeg dat blijft, weet hij. ‘Toen ik in de jaren zeventig voor het eerst in de Meseta kwam hadden de boeren alleen ezeltjes. Nu zijn er combines. Maar het landschap is nog hetzelfde. Daaraan is al eeuwen niets veranderd. Om te tekenen heb je genoeg aan houtskool en een stukje papier. Echte kunst gaat over de sprong van het materiaal naar jouw visie op de wereld. Die sprong is zo groot. Ja, je moet het materiaal wegtekenen. Tot het materiaal vergeestelijkt.’

Dools vriendschappen met schrijvers zijn legendarisch. Maarten Biesheuvel schreef zelfs een kort verhaal naar aanleiding van een feestje in Dools sfeervolle huis. En daar maakte de Dordtenaar, die in de jaren vijftig in Haarlem woonde, weer tekeningen van. Vanwaar die band met literatoren? Dool: ‘Ik kende Ed Leeflang en kwam wel eens op feestjes, waar ik andere schrijvers ontmoette. Het klikte. Veel schrijvers houden toch van figuratieve kunst, want daar zit een verhaal in. In abstracte kunst ook wel, maar minder. Vergelijk het met kinderen: als je die een plaatje laat zien halen ze er gelijk iets uit.'

'Het is allemaal zo zichtbaar wat schrijvers vertellen. Hun hersens zuiveren natuurlijk wel wat ze zien, maar het blijft de werkelijkheid. Maar weet je wat het is: de verhalenvertellers zijn uitgestorven. Iemand die een verhaal vertelt waarvan je stijf rechtop in je stoel zit. Dáár houd ik van, nou man!’